De stamboom van de familie Top gaat terug tot begin 1700. Maar het voorgeslacht van stamvader Lubbe Berends gaat nog zeker terug tot eind 1400. Maar dan niet onder de naam Top, maar onder de naam Renkema. Deze naam wordt verschillend gespeld waaronder Renckema, Rinkema en Rinckema. Ik hou de spelling Renkema hier aan.
Een belangrijke Renkema stamvader betreft Oemke Renkema, een rijke boer uit Marum. Hij is geboren rond 1475 en had van zijn vader land en een boerderij geërfd : de Renkemaheerd. De boerderij was gelegen in het gehucht Malijk, een zestal boerderijen aan de weg van Marum naar Nuis. De Renkemaheerd lag het dichtst bij Marum.
Er is nu niets meer over van de Renkemaheerd. Zelfs de fundering is hergebruikt en bij recente opgravingen zijn alleen overblijfselen van de gracht gevonden en wat steengruis (zie foto).


Oemke was, net als zijn vader, grietman. De meer Friese term voor grietman is redger afgeleid van rêdjeva, rêdgeva of rêdia dat raadgever betekent. Mogelijk is de naam Renkema hieraan ontleent. Wat verder opvalt is dat een van de twee zonen van Oemke de naam Lubbe krijgt. Zo is er al in de 16e eeuw sprake van een Lubbe Renkema.
Het was de tijd van de Friese vrijheid waarin de adel geen rol van betekenis speelde. Maar dit tijdperk liep op zijn einde. In 1531 werd bepaald dat het grietmanschap voortaan erfelijk werd toegewezen aan de adellijke familie van Ewsum. De zoon van Oemke, Lubbe Renkema, was daarom geen grietman meer, maar had wel invloedrijke functies als buurrechter, zijlrechter en kerkvoogd.

De familie Renkema was dan wel niet van adel, ze hadden wel een eigen familiewapen. Dit wapen is gebaseerd op het Friese sjabloon van de halve adelaar waarbij de andere helft uit meer familie-specifieke symbolen bestond. Het Renkema wapen zoals dat in de officiële beschrijvingen staat opgenomen heeft een zwaan en een roos als symbolen.

Voordat familiewapens gangbaar waren, gebruikten boeren met eigen bezit (eigenerfden) vaak eigen merktekens. Een voorbeeld hiervan is te zien op de gevelsteen in de kerk van Opende bij het wapen van Wolter Lubbes Renkema. Naast de adelaar is een merkteken te zien met daaronder een eikel en twee klaverbladen.

De familie Renkema heeft vele takken en afsplitsingen gekend. Het is lastig te reconstrueren hoe mijn stamvader Lubbe Berends zich precies heeft verhouden tot vele andere Renkema’s.
Duidelijk is wel dat in de 18e eeuw lang niet alle Renkema’s meer vermogend zijn. Een uitzondering is ene Willem Renkema die zich in Grootegast zal vestigen. Willem heeft zoveel grond (meer dan 30 grazen) dat hij stemrecht krijgt in de Ommelander landdag. Daarnaast is bekend uit belastingoverzichten van 1730 dat ene Hindrik Berends en Lubbe Berends uit Opende gezien werden als welgesteld.
Waarschijnlijk betreft dit een andere Lubbe Berends. Van mijn stamvader kan ik niet terugvinden dat deze grond in zijn woonplaats Opende bezat als eigenaar. Uit een overzicht uit 1756 (zijlschot register voor Opende) staat alleen een Lubbe Berends als gebruiker (huurder) van grond. Wel staat Hindrik Tonnis, de schoonvader van Lubbe, vermeld als eigenaar van 8 grazen.

Een ander argument voor het leven in armoede van stamvader Lubbe Berends betreft zijn begrafenis. In diakonieboeken van die tijd wordt bijgehouden voor welk bedrag een speciaal rouwlaken werd uitgeleend. Dit laken ging over de kist en vormde een bron van inkomsten voor de diakonie. Er waren vaak meerdere uitvoeringen. Een meer chique versie, en een eenvoudig armenlaken. Stamvader Lubbe Berends is begraven met een armenlaken over zijn kist tegen een vergoeding van 11 stuivers.