Ook de eerste Wiebe Top in de familie, is vernoemd naar een Wiebe. Om precies te zijn naar Wiebe Hendrik van der Velde, de schoonvader van Wiebe Top.
In de familie van der Velde, was namelijk ook een afwisselend patroon van vernoeming. Maar niet met de combinatie Wiebe-Hans maar met de combinatie Wiebe-Hendrik. De vader van Wiebe van der Velde was dus een Hendrik. Een Hendrik Wiebes om precies te zijn. En over deze Hendrik gaat dit verhaal.
Hendrik had de pech om in het verkeerde jaar geboren te zijn. Net als mijn oudoom Jan Harm Reints. Bij de oproep voor dienstplichtigen in 1812 werd de jaarklasse 1792 opgeroepen. Het lot werd geworpen en Hendrik werd ingeloot voor dienstplicht. Hij werd ingedeeld bij de marine in Cherbourg. In beginsel was dat gunstig, bij de marine sneuvelden (in tegenstelling tot het leger) weinig soldaten.
Het departement Westereems (waar Groningen onder valt) moest 397 dienstplichtigen leveren. Een groep van 236 lotelingen waaronder Hendrik, vertrokken op 30 maart 1813 vanuit Groningen te voet naar hun bestemming. Op een vertrekstaat van 30 maart staan de onderdelen genoemd waar de mannen ingedeeld zijn. Er staan twee onderdelen uit Cherbourg bij : het 12e en het 15e bataljon vlootbemanning. Het 12e bataljon was gestationeerd op het linieschip “Polonais” dat voor anker lag bij Cherbourg. Dit was een groot oorlogsschip met een bemanning tussen de 500 en 700 man. Het 15e bataljon was ingedeeld op kleinere schepen zoals kanonneerboten. Ook wordt nog een kleine groep van 13 genie matrozen genoemd.

De mannen marcheerden zo’n 30 kilometer per dag. In totaal deden ze er met rustdagen 1,5 maand over om op 12 mei aan te komen in Cherbourg. Onderweg deserteerden de nodige manschappen. Bij een tussentijdse telling op 10 april misten er al 19 van de 119 dienstplichtigen van de twee Cherbourg bataljons. Overigens hield het Franse leger rekening met deserteurs en moest de regio waaruit de deserteur kwam, nieuwe dienstplichtigen leveren om het tekort weer aan te vullen.
Er zijn meerdere dienstplichtigen geweest die verslag hebben gedaan van deze tocht. Johannes van Duinen uit Wildervank schrijft : “naar het zeggen is, dat wij op een groot schip komen” en “er zijn bergen die twee maal zo hoog zijn als de toren van Groningen”. Hij zal de rots bedoelen die aan de voet van Cherbourg ligt. Een Jans Wilge uit Deventer schrijft : “Wij zijn gelukkig in Cherbourg gearriveerd maar op de mars zijn veel van ons met de schurft aangekomen. Zo moesten wij dadelijk na de Reede op een schip dat is een hospitaal Maar wij behoeven niet werken en bekomen daagelijks 2 keer soep en vlees zoodat het hier nogal redelijk goed hebben en als wij weer hersteld zijn moeten wij weer aan de wal en moeten wij exerceren leeren zodat wij niet zeker weten op te land komen of op zee blijven, maar koomen wij te land en blijven daar, en ik weet het vast weet, zo zal ik dadelijk weder een letter over zenden”
Hendrik is zo’n 3 maanden in Cherbourg gebleven. Omdat de Franse vloot zich niet ver op zee durfde wagen uit angst voor de Engelse vloot, bleef het bij exerceren en oefenen in de haven.
Ondertussen had Napoleon zijn veldtocht in Rusland verloren en probeerde zijn leger bij elkaar te houden op de terugweg in Duitsland waar hij het tegen een gemengd Duits-Russisch-Oostenrijks-Zweedse coalitie moest opnemen. Napoleon vulde zijn verzwakte leger aan met verse troepen uit alle hoeken van zijn keizerrijk. Ook de marinetroepen die gelegerd waren in kuststeden zoals Cherbourg, moesten leveren. Marinepersoneel werd omgedoopt in legerpersoneel. Op 18 augustus kwam het bevel dat ook de Nederlandse dienstplichtigen van lichting 1812, zich moesten verzamelen aan de Rijn bij Mainz. En begin september vertrokken de Nederlanders uit Cherbourg.

Dat betekent dat Hendrik de opening van de nieuwe marinehaven van Cherbourg op 25 augustus nog heeft meegemaakt. Mogelijk is hij daarom pas vertrokken in september zodat hij en zijn collega’s nog in galauniform aanwezig konden zijn tijdens de spectaculaire opening in aanwezigheid van keizerin Marie Antoinette. Jarenlang was er gewerkt aan de haven waarbij in de harde rotsen grote bassins waren uitgehakt. Een tijdelijke dam hield het zeewater buiten en werd tijdens de opening opgeheven zodat het zeewater in de nieuwe haven kon stromen.
De oorlog in Duitsland liep ondertussen al op zijn einde. Napoleon moest zich steeds verder terugtrekken richting de Franse grens. Een beslissende nekslag was de slag bij Leipzig midden oktober. Deze veldslag kwam te laat voor de Nederlandse versterkingen uit Cherbourg. De inschrijfboeken van het leger laten zien dat een grote groep dienstplichtigen van de marine op16 oktober aankwamen in Mainz. Ik heb Hendrik zelf niet kunnen terugvinden in de archieven maar wel collega dienstplichtigen die uit Cherbourg kwamen en werden ingedeeld in het 2e bataljon van het 122e lijnregiment.
Dit bataljon werd de Rijn overgestuurd met de 56e versterkings kolonne onder leiding van brigade generaal Grouvel. Het zouden de laatste troepen worden die Duitsland in werden gestuurd. De kolonne vertrok in drie delen, de voorhoede vertrok op 15 oktober en kwam een week later aan in Fulda. Hendrik maakte waarschijnlijk deel uit van de hoofdmacht van 2,5 duizend man die op 21 oktober vertrok uit Mainz. De achterhoede heeft Mainz nooit verlaten.
Veel verder dan Frankfurt is Hendrik niet gekomen. Na twee dagreizen is hij met drie andere Nederlanders gedeserteerd. Ondertussen trok de hoofdmacht door naar Fulda. De belangrijkste taak was om de grote wegen vrij te houden voor het zich terugtrekkende Franse leger. Er werden kleine schermutselingen gevoerd maar het kwam niet tot een grote veldslag. De laatste grote slag op Duitse bodem zou de slag bij Hanau worden op 30 oktober. Hier gaven vooral de veteranen van Napoleon uit de keizerlijke gardes de doorslag.

Maar het was niet zozeer het oorlogsgeweld waar Hendrik aan ontsnapt was. Een veel grotere bedreiging vormde de vlektyphus. Een besmettelijke ziekte waar talloze soldaten aan zijn overleden en die door kleerluizen werd overgebracht. Veel Nederlandse dienstplichtigen werden toegevoegd aan een bewakingsbataljon dat de stad Mainz moest bewaken terwijl Napoleon zich verder terugtrok naar Parijs. Van het bataljon in Mainz is tweederde overleden aan de vlektyphus samen met 10% van alle inwoners van Mainz.
Hendrik was ondertussen bezig met een lange reis terug naar Nederland. Hij vertelt hierover in een interview dat hij gaf in 1889 aan de Groninger Courant. De vier mannen reisden naar het westen, daarbij vooral in het donker zich voortbewegend en overdag zich verstoppend in bergen of bossen. Ze hadden hun militaire uitrusting ingeruild voor lange jassen die veel door boeren gedragen werden. Uiteindelijk bereikten ze begin december (rond St Niclaas) Coevorden om vervolgens door te reizen naar het Groningse platteland.
Zonder dat ze het wisten was op 30 november prins Willem geland op het strand van Scheveningen om op 2 december tot souvereine vorst van Nederland uitgeroepen te worden : koning Willem I. De Fransen bliezen massaal de aftocht en Russische kozakken staken de grens over. Maar op sommige plekken hielden de Fransen langer stand. Het allerlangs in de vesting Delfzijl.
En zo gebeurde het dat Hendrik, terug in Marum, opnieuw opgeroepen werd om onder de wapenen te komen. Maar nu niet voor Frankrijk maar voor zijn eigen land. Hij werd ingezet bij het beleg van Delfzijl. In februari 1814 kwam hij aan bij Delfzijl om na 6 weken eervol ontslagen te worden. Dat betekent dat hij de bevrijding van Delfzijl niet heeft meegemaakt. Die kwam pas op 23 mei omdat de Franse bevelhebber aanvankelijk niet wilde geloven dat Napoleon in april gecapituleerd was en eerst een afvaardiging naar Parijs heeft gestuurd om het bericht te verifiëren.
Hendrik trouwde in 1815 met Lamke Randel, dochter van een kroegbaas in Marum. Haar ouders waren niet officieel getrouwd en daarom stond ze ook niet in de kerkboeken met een geboortebewijs. De rechter kwam eraan te pas om een akte van bekendheid op te stellen met behulp van getuigen die instonden voor de juiste geboortedatum. Hendrik heeft vervolgens tot 1873 als boer gewerkt, meestal als pachter. Daarna is hij ingetrokken bij zijn schoonzoon en jongste dochter Jantje in Noordwijk. Daar is hij in 1890 overleden, nog geen jaar na zijn interview aan de Groninger Courant.