Lubbe Berends

Wie is de man die vereeuwigd is in de hervormde kerk van Opende? Wiens oorspronkelijke achternaam verloren is gegaan en vervangen door de woonplaats van zijn echtgenote?

Gevelsteen hervormde kerk opende

Lubbe Berends is een Rinckema. De spelling van namen was in zijn tijd niet heel consequent. Het zal gaan om de achternaam Renkema. Dit is een familie die in het Westerkwartier een lange historie heeft. Zie hiervoor de pagina over de familie Renkema.

Het kerkboek van Opende geeft aan dat Lubbe afkomstig is uit Nuis. Ik heb geen doopdatum. Hij zal in 1753 in elk geval meerderjarig zijn geweest omdat hij toen trouwde met Gerkjen Hendriks. Meest waarschijnlijk is hij tussen 1710 en 1730 geboren. Het sterfjaar is dan wel weer te traceren : Lubbe is in 1796 overleden.

Zijn vader is Berend Eeuwes Renkema getrouwd met een Wybrigje Lubbes Renkema. Een dubbele afstamming van Renkema dus. Moeder Wybrigje is jong overleden en vader Berend is in 1749 hertrouwd met Ebeltje Teekes.

We komen Lubbe tegen bij een opvallend proces dat in 1766 gevoerd werd tegen de stad Groningen. Schoonvader Hendrik Tonnis maakt namelijk bezwaar tegen de aankoop van de stad Groningen van een stuk land (veen). Hendrik stelde eigenaar te zijn van een stuk van dat land. Toen er gesproken werd over een regeling om dit op te lossen, bleek echter dat Hendrik het land al verkocht had aan een Friese veenboer. Lubbe maakte vervolgens samen met zwager Tonnis een deal met de Fries om het land weer terug te kopen, maar hij moest daar wel een lening voor aangaan. Het verzoek was of de stad Groningen deze lening wilde verstrekken. Hiervoor bedankten de burgemeester en wethouders vriendelijk zodat de voorgenomen deal niet doorging.

Lubbe Berend is echter vooral bekend geworden door zijn vete met dominee Walradus Dalmolle. Lubbe is tot aan zijn overlijden, ouderling geweest. In die hoedanigheid moest hij de diakonierekeningen controleren. Daarbij constateerde hij dat er bedragen misten op het conto van de dominee. Lubbe weigerde de rekeningen namens de kerkenraad goed te keuren.

Dominee Dalmolle hield zich op de vlakte en wees alle beschuldigingen van de hand. Het is hierbij opvallend dat dominee Dalmolle in een belasting register uit 1756 eigenaar blijkt te zijn van 2 stukken land (4 + 9 grazen). Los van verdenking op fraude, was er ook sprake van het zwanger maken van zijn dienstbode Femke Alberts. Er moest getrouwd worden maar dominee Dalmolle had daar geen haast mee. Hij werd onder censuur gezet. Toen hij na een boeteprediking, uiteindelijk weer de kansel op mocht escaleerde het daarna totaal in 1767.

Het meest sprekend is om de dominee te citeren in een van zijn vele klachtbrieven: “Ik kon mijn woorden nauwelijks uitbrengen of Lubbe Berends was al met zijn hand onder mijn keel en bevatte alles wat zij bevatten konde, dat de japon daarvan kraakte en scheurde en met een hand mij slingerde an de grond”. Vervolgens zou Lubbe zijn knecht Siewert opdracht hebben gegeven om de dominee af te ranselen met een stok. “Die viel mij met ontsaggelijke sware slagen en sonder te verpozen, den dicken langen stock voerende met beyde handen”.

Ondertussen stond het 5 jarig zoontje van de dominee erbij roepende “O mijn Vadertje, mijn Vadertje” waarop “de vijand wederom toetrad om opnieuw op mij te beuken gelijck hij beyde seiden en beenen geslagen heeft en de linkse borst hetwelk bloedig speecksel deed verwecken dat ik somtijds opgeve, maar insonderheyd de regter sijde, de boven en benedenarm het dikke of onderbeen sijnde de eene sakuyten excessive geswollen met onverdraaglijke pijn verfelt, alsook pijn in de borst en ontsteckinge in ‘t Hoofd. Het aantal slagen is soo groot en veel, of hij mij tweemaal onder de voeten heeft geslagen kan ik niet bepalen”.

Toen de afranseling eindelijk voorbij was en Lubbe en Siewert het land afliepen, riep Dalmolle hen na dat ze dit bitter zou opbreken. Daarop keerden Lubbe en Siewert zich direct om (“in volle galop mij nasettend”) waarop Dalmolle zijn pas versnelde richting huis waarbij hij zijn kind losliet om sneller te kunnen rennen terwijl hij luid riep “Moord, moord, Brand, brand, Hulpe, hulpe!”.

1771 doopaantekening van zoon Wobbe

Dalmolle deed aangifte van mishandeling en bracht de zaak ook voor de classis. Hij weigerde om de doop te bedienen aan de kinderen van Lubbe Berends. Vlak voor dit conflict was zoon Berend Lubbes gedoopt in 1766. De classis stelt Lubbe in het gelijk en verplicht Dalmolle om de kinderen van Lubbe alsnog te dopen. Dalmolle heeft hier echter geen boodschap aan. Na bemiddeling van de classis zal zoon Wobbe zal ruim twee jaar na zijn geboorte in 1771 gedoopt worden en zoon Jan en dochter Gepke pas in 1775. Dominee Dalmolle zal uiteindelijk in 1777 overlijden waarna Lubbe Berends nog bijna 20 jaar als ouderling zal dienen in Opende.

Laatste ondertekening van de diakonierekening van 1795 vlak voor zijn overlijden